woensdag 20 januari 2016

dictee ei-woorden

Het ei-lied

Ik ga op reis in de maand mei,
Naar het woordenland van ei,
De trein die stopt er aan elk sein.
Het spoor is steil, loopt langs de hei,
Naast de grote eik op ’t plein,
Ik brei en klei in de trein!

En met wat water in een teil
Sop ik nadien weer alles rein.
Ik zie een schipper met een zeil,
Ik zie een boer met een zeis,
’t is een hele gekke reis!

Aan het einde van de reis
Zie ik een groot geheim paleis
Op een domein met een grote fontein.
Op het domein woont een reiger,
die vliegt vaak over de steiger,
En eet elke week weer prei.

Een meisje, werkend met haar dweil,
Ze roept de leider en lakei,
Ze nemen beide snel een eikel
En ze gooien op de reiger
Die op zoek gaat naar een pleister!

De kapitein van het schip
bereikt eindelijk het domein,
kreeg als afscheid  zelf bereide marsepein
Het eiland is nu niet meer veilig,
een kapitein is heus niet heilig
de eigenaar eist een omheining.

Dus die neemt meteen de leiding
en begint meteen te breien
Maar zonder het juiste gerei
Was dit keiharde gebrei
Een zwaar en eindeloos karwei!

àDe woorden uit het lied zijn de woorden die de kinderen van het derde moeten onthouden.
àDe kinderen van het vierde moeten uiteraard deze woorden ook (nog) kennen + de volgende woorden:
allebei – allerlei – geheimzinnig – onderscheid – uitbreiding – bescheiden – eigenschap – afleiden – uitgebreid – arbeider – kassei – plavei – terrein – beiaard – vallei – waterleiding
We hebben een oefendictee gedaan deze week. De kinderen moeten weten dat deze woorden met een ‘ei’ geschreven worden en de afleidingen daarvan bijvoorbeeld: eigeneigenaar - eigenlijk

Maandag 25 januari: dictee van de ei- woorden

groetjes,
  Liesbeth